Dichters en hun psychiatrische aandoeningen

Eens las ik een krantenberichtje over kunstenaars en psychiatrische aandoeningen. Uit onderzoek bleek dat de twee meer wel, dan niet aan elkaar gekoppeld zijn. Dichters waren sowieso bijna 100% verzekerd van een psychiatrische aandoening. Ik moest er stiekem wel om lachen. Er lopen namelijk wel wat bevriende dichters rond die het een of ander mankeren. Autisten, paniekgestoorden, (manische) depressievelingen, alcoholisten (natuurlijk), en weet ik wat nog meer. Zelf heb ik er ook mee te maken, maar dat mag als vanzelf spreken, als dichter zijnde.

Een jaar of 21 was ik, toen ik niets meer leuk vond. Toegegeven, ik vond mijn hele leven al niet zo heel veel leuk in mijn drukke hoofd, behalve meiden, muziek, Feyenoord. Later kwamen daar poëzie, drugs en alcohol bij. Maar goed, op mijn 21e was het kantelpuntje bereikt. Niets vond ik meer leuk. Er was geen glimlach te bespeuren op mijn gezicht en de seroxatjes en oxazepammetjes lagen groot ingeslagen in mijn keukenkastje.

Ik heb weleens een seroxat laten vallen en nooit meer teruggevonden. In die tijd hadden wij een kat, Gizmo, die later compleet geflipt werd en mensen aan ging vallen. Ik heb weleens gedacht dat dat verloren seroxatje ermee te maken had. Helaas heeft het pilletje haar niet gered. Het heeft haar einde ingezet. We hebben haar, door haar woeste aanvallen, in moeten laten slapen.

Toen ik pas op de Wikipediapagina over oxazepam keek, viel mijn oog op de volgende tekst over een Zweeds onderzoek van oxazepam op vissen: “…De wetenschappers stelden baarzen bloot aan dit middel. Daaruit bleek dat de blootgestelde vissen minder sociaal en stoutmoediger werden.” En verrekt, zo heb ik mijzelf ook al bijna mijn gehele leven ervaren: minder sociaal en stoutmoedig. Daar had ik dus eigenlijk dat hele oxazepampilletje niet voor nodig.

Ondertussen zijn er vele jaren verstreken en kreeg mijn gezin last van het minder sociaal en stoutmoedig zijn, plus nog wat andere dingetjes. Niet zo heel raar natuurlijk. Op sterk aandringen van mijn meissie, ben ik naar de huisarts gegaan. En ja hoor, ADD. Heel toevallig kan dat ook vaak tot depressiviteit leiden wanneer niet behandeld. Tja, zo lang terug wist niemand nog wat ADD was.

Tegenwoordig slik ik iedere dag op gezette tijden mijn methylfenidaat, en is iedereen weer blij. Mijn hoofd is rustig, ik ben weer sociaal, en soms, heel soms, ook wat minder stoutmoedig. Toegegeven, mijn zoon vindt dat mijn huisarts mij nog wel speciale Feyenoordpilletjes kan geven. Tijdens de wedstrijden van mijn cluppie, vindt hij mij nog steeds niet helemaal normaal en rustig doen. De pilletjes helpen kennelijk niet voor alles.

Misschien is het zo, dat je geen dichter kunt worden, maar dat het je lot is. Dat je ervoor geboren moet worden. Dichters zijn bijna altijd een beetje anders. Dichters zijn een beetje gek.

Of is de gekheid de dichter?

Foto: © DCH Photography