Gisteren, 25 juli, is op 84-jarige leeftijd de Rotterdamse dichter Hans Sleutelaar overleden. Sleutelaar vormde samen met Armando, Cor Vaandrager en Hans Verhagen de ‘bende van vier’. Karakteristiek aan hun werk was een nieuw realisme en een nieuwe zakelijkheid.

Sleutelaar heeft dan wel een klein ouvre opgebouwd, ze noemen hem niet voor niets de zwijgende dichter, maar dat kleine ouvre is er wel een waar menig dichter jaloers op is. Tegen het Rotterdamse RTV Rijnmond, vertelde hij in 2016 naar aanleiding van het winnen van de Anna Blaman Prijs: “Ik werk langzaam. Het moet wel goed zijn, wil ik het kunst noemen.”
Minder is meer was dan ook zijn motto. Niet zozeer als in hoeveelheid gedichten, maar als dat ieder woord van een tekst gewogen moet worden. De lezer heeft niets aan allerlei overbodige informatie. Alles moet teruggebracht worden naar de essentie. Als redigeerder van verschillende boeken heeft hem dat weleens op boze gezichten gestaan. Zo was er een schrijver die zijn boek helemaal niet meer als zijn eigen boek zag.
Rotterdam verliest met het overlijden van Sleutelaar wederom een dichter uit haar gouden generatie.
14 mei 1940
De zon schijnt en de lucht is blauw.
Het is druk in het Kralingse bos.
Het gras is zwart van de mensen.
We hebben dekens en drinken bij ons.
Mijn tante heeft geelzucht en slaapt.
Mijn ooms zeggen niet veel.
Boven de stad is de lucht vuurrood.
De mensen staren naar de gloed.
De plas is rimpelloos en leeg.
In het maanlicht lopen we naar huis.
Het is een zachte avond.
De Jericholaan staat in bloei.
Uit: Wollt ihr die totale Poesie?