De jurering van De Grote Poëzieprijs is gestart. De vijfkoppige jury, bestaande uit Inez Boogaarts, directeur van Poetry International, Jeroen Dera, neerlandicus aan de Universiteit van Nijmegen, Nisrine Mbarki, schrijver, literair vertaler en programmamaker, Thomas Möhlmann, dichter, programmamaker en schrijfdocent en Frits Spits, neerlandicus en radiomaker, boog zich over maar liefst 107 bundels, uitgegeven in 2020. Uit deze rijkdom stelden zij een longlist samen.
Er werden 107 bundels ingezonden voor De Grote Poëzieprijs 2021. Daarvan werd 39% geschreven door een vrouw en 61% door een man. Ongeveer een kwart van de dichters woont in Vlaanderen, bijna driekwart in Nederland en enkele dichters daarbuiten. Voor het derde jaar op rij was De Grote Poëzieprijs opengesteld voor dichtbundels die in eigen beheer zijn uitgegeven; 8% van de bundels verscheen in eigen beheer.
Longlist van De Grote Poëzieprijs 2021 (op alfabetische volgorde):
Guillaume van Kreek Daey Ouwens (Wereldbibliotheek)
Schokbos van Annelie David (Uitgeverij Oevers)
De hazenklager van Paul Demets (De Bezige Bij)
De schaduw van wat zo graag in de zon was blijven staan van Mattijs Deraedt (Poëziecentrum)
De bruidsvlucht van Annemarie Estor (Poëziecentrum)
Nederland in stukken van Maarten van der Graaff (Uitgeverij Pluim)
Rennen naar het einde van honger van Esther Jansma (Prometheus)
Veldwerk van Bernke Klein Zandvoort (Querido)
Vissenschild van Liesbeth Lagemaat (Wereldbibliotheek)
& rol door van K. Michel (Atlas Contact)
Precieuze mechanieken van Erwin Mortier (De Bezige Bij)
In het vlees van Roelof ten Napel (Hollands Diep)
Wie was ik van Alfred Schaffer (De Bezige Bij)
Het stad in mij van Maud Vanhauwaert (Das Mag)
Big data van Anne Vegter (Querido)
Joodse gedichten van Nachoem M. Wijnberg (Uitgeverij Pluim)
De jury over de inzendingen:
‘De 107 dichtbundels tonen een diversiteit aan stemmen, stijlen en thema’s. We vinden het spannend dat niet één vorm of taal overheerst: lyrische bundels liggen zij aan zij met modernistische of experimentele. Opvallend is dat veel dichters in hun bundel de blik richten op het eigen innerlijke leven – daartegenover staan dichtbundels waarin we reisden door de stad, de natuur en de tijd. De diversiteit aan inzendingen wijst ons eens te meer op de bijzondere kwaliteit van het genre: poëzie biedt vele mogelijkheden om iets over het leven, de werkelijkheid en onszelf te zeggen.
Na het bestuderen van de 107 bundels merkten we ook iets anders op: niet alleen de thematiek, maar ook de kwaliteit van de bundels is radicaal divers. We lazen bundels die ons van onze stoel deden opveren, bijvoorbeeld door het taalplezier dat ervan afspat, de knappe compositie van een gedicht (of alle gedichten samen), het evenwicht tussen scherpzinnigheid en toegankelijkheid, of door een raak beeld dat de dichter op precies de goede plek heeft opgetekend. Andere bundels stelden ons teleur omdat de dichter niet kritisch genoeg is geweest, niet nauwkeurig genoeg met de taal of te gemakzuchtig in de beeldspraak. We zien dat de doorwrochte blik van een ervaren redacteur een significant verschil kan maken. En dan zijn er nog de bundels die we boeiend of fris vonden, krachtig of gedurfd, maar die omwille van onze plicht een keuze te maken helaas de longlist niet hebben bereikt.
Na intensief beraad zijn we uitgekomen op een longlist van zestien titels – een diverse lijst die de verschillende stijlen hedendaagse poëzie vertegenwoordigt, met bundels van gevestigde namen, vernieuwende dichters en een debutant.’